Contact | Nieuwsbrief | Sitemap
Lijst en korte bespreking van 13 zeer geliefde werken van Adriaen Willaert.
Dit hoofdstuk is in de eerste plaats bedoeld als een eenvoudige instap in het oeuvre van Willaert, dus voor hen die er nog niet zo mee vertrouwd zijn.
De tekst is van de hand van ons bestuurslid Jaak Maertens.
De vertalingen van de teksten zijn van Arnold Loose, tenzij anders vermeld.
Voor verdere informatie, zie de alfabetische lijst van het oeuvre.
Index
a. Villanesca
1. O bene mio
2. Vecchie letrose
3. O dolce vita mia
4. A quand'a quand'haveva
5. Sempre mi ride sta
6. Madonn'io non lo so
b. Mascherata
7. Cingari simo
c. Villotta
8. Un giorno mi prego
d. Motet
9. O magnum mysterium / Ave Maria, gratia plena (versie 2)
10. Pater noster (versie 1) / Ave Maria, gratia plena (versie 3)
11. Ave virgo, sponsa Dei / O Maria benedicta / Igitur nos merito
e. Psalm
12. Lauda Jerusalem Dominum (versie 2)
f. Ricercare
13. Ricercar A2
A. Villanesca (It.)
Vandaag is Adriaen Willaert, net als vroeger, het meest beroemd om slechts een klein deel van zijn omvangrijk oeuvre, nl. omwille van een dozijn villanesche .
Dit zijn korte, pittige en volkse meerstemmige liederen op Italiaanse tekst, elk niet meer dan een paar bladzijden lang, maar stuk voor stuk miniatuurtjes.
Hoewel de naam van dit genre - het Latijnse villanus betekent gemeen, van geringe afkomst - verwijst naar het volkse, valt, gelet op de fijne ritmiek en de onmiskenbare harmonische en polyfone elementen, de muziek van die liederen niet als 'eenvoudig' te typeren.
Algemene kenmerken van dit boertig-parodistisch overwegend coupletlied zijn de tweedelige strofe, gelijkaardig naar melodie en een refrein, dat variabel is van lengte en structuur. Van een vast structuurschema is evenwel geen sprake. In oorsprong waren ook de in hoofdzaak homofone zetting met de bovenstemvoering veelal in tertsen en de onderstem als harmonische basis, samen met het gebruik van parallelle kwinten typisch. Later bevindt de melodie zich meestal aan de tenor, soms aan de sopraan. Doorgaans eisen deze liederen een levendig tempo.
Bij de aanvang waren de villanesche driestemmig (Giovanni Domenico da Nola, 1510/1520-1592), later als o.m. bij Willaert vierstemmig.
In de 16de eeuw ontwikkelden componisten in Napels de canzona villanesca alla napolitana , vaak als onderdeel van uitvoeringen van de populaire commedia dell'arte .
Bij Willaert, die een vijftiental van deze canzone villanesche componeerde, ontmoeten we twee types. Enerzijds zijn er de letterlijke bewerkingen van de Napolitaanse modellen, waarbij de cantus en de tenor van positie wisselen, de oorspronkelijke bas grotendeels behouden wordt en de alt de harmonie vervolledigt; anderzijds de vrije bewerkingen, waarbij de melodie aan de tenor voorkomt en heen-en-weer van de ene de andere stem wandelt, imitatieve passussen omgeturnd worden in homofone en omgekeerd, en nieuw materiaal wordt ingelast.
Soms bewerkte hij ook de harmonieën en breidde de vocale tessituur naar onder uit.
1. O bene mio fam'uno favore
Is een villanesca uit de reeks Canzoni villanesche alla napolitana gedrukt in Venetië in 1545 door Antonio Gardano. Girolamo Scotto publiceerde het lied voor het eerst in 1542 in zijn bundel Madrigali a quatro voci .
De tekst laat een eenvoudige, simpele, stotterende jongen aan het woord die een meisje uitnodigt om vanavond bij hem te komen. In het refrein waarschuwt hij een beetje naïef: Als iemand je daarbij betrapt, laat je niet vangen en roep gewoon: 'Wie verkoopt hier eieren?'
SATB - 3 strofen met refrein - Vorm: herhaling van de eerste en laatste zin; 1-1 2 3- 3, muzikaal dus S(aab)R(cc) - Ietwat monotone hypodorische melodie - Verschuiving van de tel in de maatsoort van het refrein; verschillende (vrije) ritmiek in beide delen - Volledige homofonie; drieklanken in grondligging met twee vertragingen van de terts; cadensen: hoofdzakelijk volmaakt authentieke, een paar halve en bedrieglijke
De uitgave vermeldt dat de compositie ook zo kan gezongen worden dat de hoogste partij een octaaf lager mag klinken, dus als tweede tenor (ATTB) of voor gelijke stemmen (TTTB). Recente uitgaven, o.m. Ars Musica - Chorbuch für gemischte Stimmen - Band IV , hebben het lied een reine kwart hoger geplaatst, waardoor de stemmen beter in de tessituur liggen van SATB.
Van dit lied zijn heel wat cd-opnamen gemaakt, zowel vocale, instrumentale als gemengde (cf. onze discografie).
O bene mio fa., famm'uno favore Viene senza paura e non bussare, Butta la porta che porai entrare. Alla finestra, insino alle due hore, |
Oh mijn lie.., liefste, doe mij een gunst Kom zonder angst en klop niet Tot twee uur zal ik aan het venster (vertaling: Griet Ostyn) |
*****
2. Vecchie letrose, non valete niente
Villanesca uit de dezelfde reeks (1545), maar die in Willaerts tijd niet zoveel herdrukken heeft gekend als het hierboven besproken O bene mio . Tot op onze dagen kent dit lied een ongehoorde populariteit, getuige de vele cd-opnamen. Daar het zeer kort is wordt het meestal verschillende keren na elkaar gezongen, al dan niet afgewisseld met instrumentale versies. Een handtrommeltje kan het best het pittige ritme accentueren.
De vrijer drijft de spot met de afgunstige oude vrouwen, onder wier hoede het verliefde meisje wordt geplaatst.
SATB - 1 strofe --A(aa)B(bb')C(cc)D(dd) - Direct aansprekende melodie; syncoperingen - Dansante ritmes - Eenvoudige homofone zetting met enkele passussen imitatief contrapunt en ongelijke inzetten; inzonderheid hoofdfuncties met enkele nevenfuncties w.o. een verlaagde VII; een paar vertragingen van de terts; overvloed aan volmaakt authentieke cadensen
Vecchie letrose non valete niente |
Oude kletskousen, je deugt tot niets |
Vertaling in het Engels:
Spiteful old hags, you are good for nothing,
Only for lying in wait in the thicket.
Beat, beat, beat with your canes,
Spiteful old hags, murderous and mad!
The interpretation of the words of these song is problematical.
In this poem, 'letroso' is a dialectal, old word meaning 'stubborn, ill-tempered, fussy'; 'aguaito' is presumably a form of 'agguàto', meaning 'ambush, trap', while 'chiazza' could mean 'blot, stain', but is more likely an old word meaning 'thicket'. The third line is the real problem: 'mazza' means many things - any kind of stick, basically, including 'walking stick'; but 'tira'? Is it 'pull... on your cane?' If so, what does that mean? Does it imply using their canes as weapons? I have chosen that solution. Finally, in line four, 'scannare' means 'to cut the throat of' (persons of animals), hence my choice of 'murderous'. In all cases, I have humbly striven to give some sense to the Enlish text.
Engelse vertaling en uitleg van Mary Pardoe en Dr L.C.Brook of the University of Birmingham, overgenomen van de cd VIVA NAPOLI van Doulce mémoire.
*****
3. O dolce vita mia che t'haggio fatto
Villanesca uit dezelfde reeks (1545), later verschillende keren herdrukt. De melodie is ontleend aan een driestemmige canzone (1541) van Willaerts tijdgenoot Giovanni Domenico da Nola maar werd door Willaert aan de tenor geplaatst.
Het gaat over een vleiende en tevens scheldende minnaar.
SATB - 3 strofen met refrein - Vorm gededuceerd uit de versbouw; veelal syllabische declamatie en regelmatige frasering - S(aabb)R(cc) - Eenvoudige melodie en homoritmische textuur - Veel drieklanken in grondligging; cadensen: overwegend volmaakt authentieke en enkele plagale; V-I soms voorafgegaan door VI kan wijzen op een uitbreiding van de notie tonaliteit; doorgangsnoten; dwarsstanden; harmonisering eveneens overgenomen van G.D. da Nola
O dolce vita mia, che t'haggio fatto. |
O mijn zoet leven. Wat heb ik je toch aangedaan
dat je mij zo pijnigt met je woorden : |
Se sai ca per tuo amor son quasi morto |
Indien je maar wist hoe ik omwille van mijn liefde voor je bijna sterf, maar jij bent gevoelloos voor
mijn hartstocht. |
Mo son perduto et tengomi disfatto |
Ik voel me verloren en totaal uitgeput omdat je me opdroeg viooltjes te plukken. |
*****
4. A quand'a quand'haveva una vicina
Zoals O bene mio een villanesca, voor het eerst verschenen in 1542 bij Girolamo Scotto en heruitgegeven in 1545 door Antonio Gardano.
Het gaat over de nostalgische zanger.
SATB - 4 strofen met refrein - S(aabc)R(dd) - Homoritmiek; niets dan grondliggingen; enkele verlaagde VII's; uitsluitend authentieke cadensen: halve en onvolmaakte; een paar dwarsstanden en versieringsnoten; één paarsgewijze imitatieve inzet
De cantus, die de melodie heeft, kan - in diapason si placet - als een tweede tenor een octaaf lager worden gezongen. Een duidelijk voorbeeld van de twee uitvoeringswijzen vind je op de Euterpe-cd waarbij de 2 e en 4 e strofe als ATTB worden vertolkt.
Van dit vocale nummer werden instrumentale bewerkingen, tabulaturen, gepubliceerd door Giulio Abondante (1546-1587) en Diego Pisador (1509/1510-na 1557).
A quand'a quand'haveva una vicina |
Ooit had ik een buurvrouw |
Che quando se levava la matina |
Telkens ze 's morgens verscheen Ik dacht dat ik in de hoogste hemel was, maar in mijn handen had ik enkel wind. |
*****
5. Sempre mi ride sta donna da bene
Dit lachlied heeft het over het verhaal dat de aanbeden dame de minnaar uitlacht wanneer hij haar op straat passeert.
SATB - 1 strofe - A(aa)B(bb) - Melodie in tenor - Kort dansend ritme - Overwegend homoritmische textuur, die overgaat in enkele imitatieve inzetten in het tweede deel; vooral op het ha ha ha wordt het een lustig door elkaar zingen; veel tonale graden in grondligging; verschillende ritmische bewegingen omwille van de descriptieve voorstelling; tonica en paralleltoonaarden en hun dominanten; weinig modulaties; opeenvolgingen van tertsverwante en van grote tertsakkoorden; cadensen: volmaakt authentieke en halve; 'klassieke' vertragingen van de terts
Het lied is een hybride van madrigaal en canzone met grotendeels syllabische declamatie en regelmatige frasering met cadensen bij elk verseinde.
Sempre mi ride sta donna da bene |
Die lustige vrouw lacht me steeds uit |
*****
6. Madonn'io non lo so perchè lo fai
Opnieuw een villanesca, gebaseerd op een driestemmig model van G.D. da Nola met de ontleende cantuspartij aan de tenorstem.
De vleiende en scheldende minnaar is eens te meer het onderwerp van de canzone.
Het effectvolle herhalen van het klagende dolor bepaalt de sfeer.
SATB - 3 strofen met refrein - A(aabb)R(cc) - Verticale homofonie vaak onderbroken door eenvoudige ongelijke inzetten (cf. refrein); cadensen: volmaakt authentieke, halve en plagale; courant gebruik van nevenfuncties en modale verbindingen; doorgangsnoten en vertragingen van de terts; boven- en onderstemmen paarsgewijze gekoppeld of superius tegengesteld aan de drie onderstemmen; baslijn als drager van de harmonie; valse tritonusrelaties
Madonn'io non lo so, perchè lo fai,
Che me ti mostr'in tutto scorrucciata.
Perchè sei così ingrata, Se sai per te son cieco,
Dolor sta sempre meco.
O dio, famme nescir de tanti guai,
Ca non gin camparaggio un'altra fiata.
Perchè.
O mora o camp'hormai, non me ne curo,
Sto mondo latr'è fatto a chi ha ventura
Perchè.
*****
B. Mascherata (It.)
Dit nevengenre van de villanesca, de mascherata alla napolitana , vertoont dezelfde formele en stilistische eigenschappen maar wijkt inhoudelijk af. De mascherata bestaat nl. uit een eerder protserige serenade van een groep gemaskerden ten aanzien van dames van lichte zeden, doorspekt met dubbelzinnige woordspelingen. Waarschijnlijk was ze bedoeld om tijdens het carnaval gezongen en door straatmuzikanten gespeeld te worden. Deze liederen bevatten dikwijls een karikaturaal element van een persoon of een type.
7. Cingari simo, venit'a giocare
Ook voor deze villanesca, voor het eerst gepubliceerd in 1545 door Antonio Gardano, ontleende Willaert de hoofdmelodie aan een driestemmig chanson van G.D. da Nola, maar plaatste haar in de tenor.
Het gaat over individuen die, als zigeuners gemaskerd, enkele lichtekooien opvrijen met indecente toespelingen.
SATB - 3 strofen met refrein - S(aabb)R(cc) - Gevarieerde ritmische beweging; metrische, gesyncopeerde verschuivingen - Homoritmie; nevenfuncties en modale graden krijgen meer aandacht; uitsluitend volmaakt authentieke cadensen waarbij V-I frequent wordt voorafgegaan door de uitbreidingsgraden IV en VI; dwarsstanden; vertragingen van terts en octaaf
Cingari simo venit'a giocare |
Wij zijn zigeuners |
Calate iuso per ve solazare |
Kom maar bij en maak plezier |
Se noi perdiamo pagamo un carlino |
Verliezen we, dan betalen we een *carlino *Carlino : Napolitaanse munt |
*****
C. Villotta (It.)
De villotta is een Noord-Italiaans zestiende-eeuws volks danslied, gebruikt bij pantomimevoorstellingen, waarbij reeksen tweedelige maten afwisselen met reeksen driedelige. Komische situaties en personen zijn de dragers van het verhaal. Dit genre heeft vrije ritmeschema's en bezit een eenvoudige structuur. Dikwijls zijn het strofische liederen, soms ook doorgecomponeerde stukken. De hoofdstem ligt in de tenor, is periodisch ingedeeld en heeft klare ritmische verhoudingen. Qua samenklank kan worden gewezen op de voorliefde voor terts- en sextparallellen, het vermijden van kwintparallellen en een dalende beweging bij de cadensplaatsen.
8. Un giorno mi pregò una vedovella
Komt eveneens uit de reeks Canzone villanesche alla napolitana (1545) en vergelijkt een liefdesaffaire met het varen door stormachtige zeeën.
SATB - Doorgecomponeerd lied met de cantus firmus aan de tenor; transparante gecompartimenteerde vorm - Beperkte ambitus - 4 maatwisselingen; gesyncopeerde ritmes in de alla-brevemaatsoorten - Homofonie, die de harmonische textuur doet aanvoelen; enkele ongelijke inzetten; cadensen: veel volmaakt authentieke, halve en plagale; enkele sextakkoorden, ontstaan door het gebruik van doorgangsnoten; tertsengangen; doorgangsnoten en vertragingen in de cadensen; enige valse tritonusrelaties tussen de buitenpartijen
Un giorno mi pregò una vedovella D'andar un dur scoglio con lei passare. Ma coni la lingua intriga Co'l rem' in mezo mi miss'a vogare Ma m'aiutò da Berghem mio compare Et sospirando dissi |
Op een dag vroeg een jonge weduwe me
Met een doordringende stem riep ze haar boot toe de juiste koers te houden.
Maar mijn vriend uit Bergamo kwam me te hulp. Zuchtend zei ik : Wel, jonge weduwe! |
*****
D. Motet
In de 16e eeuw wordt het motet minstens vierstemmig geschreven, waarbij elk tekstgedeelte overeenkomt met een eigen melodisch gegeven, in alle partijen doorgeïmiteerd en gevarieerd. Meestal zijn deze contrapuntische werken gecomponeerd in hetzij een tweedelige (AB), hetzij een driedelige vorm rondovorm (ABAC) of omgekeerde rondovorm (ABCB).
Willaert bracht een nauwere band tussen tekst en muziek teweeg en slaagde erin de essentie van de modus als schakel met het christelijke geloof te vatten. Hij bracht dan ook een prachtige synthese tot stand tussen een aantal conservatief-Nederlandse technieken en een meer naar de toekomst gerichte, die zou leiden tot een in de Venetiaanse school toegepaste schrijfwijze. Op een totaal van ca. 175 motetten zijn er 80 voor vier stemmen, 51 voor vijf, 38 voor zes, 5 voor zeven of acht stemmen, en 1 driestemmig.
Zijn motetten, gepubliceerd vanaf 1539, behoren tot zijn populairste composities en kwamen voor in tal van Europese drukken en manuscripten. Kenmerken zijn: een substantiële integratie van alle stemmen, flexibele verschuivingen tussen imitatief en vrij contrapunt, en een verzorgde overwegend syllabische tekstdeclamatie. Parafrasezang, sectionele herhalingen, canonische structuren, cantus-firmusgebruik aan de tenor, terugkerende ostinati en soggetti cavati .
9. O magnum mysterium / Ave Maria, gratia plena (versie 2)
Verscheen voor het eerst in de reeks Motetti libro secondo a quattro voci , gedrukt in Venetië door Brandino en Ottaviano Scotto in 1539.
Dit kerstmotet, dat ook bij grotere kerkkoren zeer geliefd is, bestaat uit twee delen, die afzonderlijk kunnen worden uitgevoerd. Het eerste deel, O magnum mysterium , is een tekst uit de kerstliturgie; het tweede, Ave Maria, gratia plena , bevat ook de toespeling op Maria's moederschap: Beata Virgo, cujus viscera .
Heel effectvol is de inzet, beginnend bij de bas en via de alt en tenor geleidelijk, over twee octaven, opstijgend naar het hoge sopraanregister.
SATB- Schoonheid en inventiviteit van de melodische lijn en gevoel voor structurele integratie - Sfeer van de teksten betrokken in muzikale combinaties, herinnerend aan de oude dubbelmotetten - Cadensen: volmaakt en onvolmaakt authentieke; sextakkoorden en incidenteel ontstane kwart-sextakkoorden; nevenliggende noten, doorgangsnoten en vertragingen van de sext; verlaagde VII; imitatieve inzetten.
In beide delen: dezelfde tekst vanaf "Beata Virgo...", met dezelfde noten.
O magnum mysterium |
O groot mysterie en wondervol sacrament waardoor de dieren hebben kunnen bewonderen de Heer, geboren en liggend in een kribbe. |
Ave Maria, gratia plena, Dominus tecum. |
Wees gegroet, Maria, vol van genade, de Heer is met u. |
*****
10. Pater noster (versie 1) / Ave Maria, gratia plena (versie 3)
Ook dit motet bestaat uit twee delen. In sommige edities zijn ze niet samen gepubliceerd, waaruit valt af te leiden dat ze apart kunnen worden uitgevoerd.
Het Pater noster is een van de meest gedrukte motetten van Willaert - eerste druk in 1532 bij Jacques Moderne in Lyon - en werd ook in Frankrijk en Duitsland verspreid. Heel rustgevend is de slotzin ervan die op de woorden sed libera nos a malo (106-107) in tekstexpressieve declamatiestijl met een langzame homofone partij het polyfone weefsel afsluit.
SATB - Thematiek van het Pater noster ontleend aan een gregoriaanse cantus firmus - Zeer polyfoon gedachte compositie; gesyncopeerde ritmes ontstaan door imitatieve inzetten; cadensen: volmaakt en onvolmaakt authentieke, halve; bedrieglijke en plagale met een finale grote terts, anticiperend op de 'Picardische terts' in de barokmuziek; V regelmatig voorafgegaan door de eerste omkering van IV; naast sext- en kwart-sextakkoorden een verminderd kwintakkoord; veel tertsparallellen; doorgangsnoten en vertragingen van terts, kwint en sext in mineur - dwarsstanden
Pater noster, |
Onze Vader, |
|
|
*****
11. Ave virgo, sponsa Dei / O Maria benedicta / Igitur nos merito
Dit zesstemmige motet, waarvan de cantus firmus In de tenor voorkomt, komt uit de reeks Musicorum sex vocum liber primus , door Antonio Gardano in Venetië gedrukt in 1542. Dit is het enige boek met zesstemmige motetten.
De melodie op te tekst Inviolata, integra et casta es Maria krijgt het karakter van een ostinaat en vertoont een symmetrische structuur.
S A VI T(cantus) V B - Respect voor de tekst - Rijkdom aan melodische inventiviteit; brede notenwaarden bij de cantus firmus; lange dalende baslijn voor de treurige diepten ( in hac lacrimarum valle ); gebruik van inversie of melodische omkering - Homofone declamatie ( O Maria ); variëteit in harmonisch patroon; diminutio in het derde deel.
Ave virgo, sponsa Dei, |
Gegroet, o maagd, o bruid van God |
O Maria, |
O Maria, |
Igitur nos merito errata nostra flentes |
Daarom nemen wij, die onze misstappen bewenen
in dit dal van tranen, Ongeschonden, ongerept en kuis zijt gij, Maria. |
*****
E. Psalm
Tijdens de 16de eeuw werden voor de psalmen in Italië polyfone zettingen gebruikt in gealterneerde verzen of konden de psalmen gezongen worden door twee afwisselende, meerstemmige koren. Zulke zettingen waren gesteund op drieklanken in grondligging, hoewel ze op het eind van de eeuw vatbaar werden voor sierlijke verfraaiingen.
De techniek van twee alternerende koren werd in een meer geëlaboreerde vorm toegepast in de dubbelkorige psalmen van Willaert en zijn tijdgenoten. Deze werken werden aangeduid met de term salmi spezzati en waren in principe doorgecomponeerd in een meer gevarieerde en flexibele textuur. In tegenstelling met de autochtone Italianen behield Willaert de originele psalmmodi.
Willaerts belangrijkste verzameling liturgische werken is de bundel vesperpsalmen, I salmi appertinenti alli vesperi per tutte le feste dell'anno, parte a versi, et parte spezzadi accommodati da cantare a uno et a duoi chori, di Adriano et di Jachet , RISM 1550/1, door Antonio Gardano gedrukt in Venetië. Deze cori spezzatI werden trendsettend voor de meerkorige muziek in de tweede helft van de 16de eeuw.
Willaert componeerde 15 verschillende psalmen. Het is een feit dat hij - hoewel het genre al in gebruik was bij andere componisten - in zijn acht salmi spezzati deze nieuwe veelzijdige vorm op de kaart zette.
Ze zijn geconcipieerd voor twee afzonderlijke koren, en geschreven in een strenge stijl met behoud van het expressieve karakter, de modus, het melodisch materiaal en de cadensvormige articulaties van de gregoriaanse psalmmodi.
De bundel vesperpsalmen uit 1550 bevat drie types: primo, de salmi a versi con le sue risposti (elk vers wordt als een afzonderlijk geheel getoonzet in een afwisseling van een eerste en een tweede koorgroep), secundo, de salmi a versi senza risposti (alternatimcomposities waarbij oneven verzen in het gregoriaans afwisselen met even verzen in een vierstemmige zetting) en tertio, de salmi spezzati , doorgecomponeerd in de zin dat er geen afsluiting komt tussen de verzen, doch enkel een verwisseling van koorgroep. Het tweede vierstemmige koor zet dus in terwijl de eerste vierstemmige groep nog de laatste no(o)t(en) van het vorige vers uitvoert.
12. Lauda Jerusalem Dominum (versie 2)
Deze dubbelkorige psalm 147 is geschreven voor twee vierstemmige koren (SATB) met een sleutelcombinatie, die erop wijst dat beide koren liefst verschillend bezet zijn. De gregoriaanse modus is de secundus tonus of de hypodorische, een plagale modus met re als finalis, maar hier getransponeerd naar sol. Er zijn elf deeltjes, die elkaar overlappen bij het begin en het einde van elk vers. Deze compositie behoort dus tot het derde type, nl. de salmi spezzati .
SATB + SATB - Gregoriaanse intonatio als inzet; verwijzing naar de liturgische melodie; geregeld opduikend gregoriaans origineel; goed herkenbare intonatie - Syllabische declamatie met eerbied voor het woordaccent
Lauda Jerusalem Dominum: |
Prijs, Jeruzalem, prijs de HEER , vertaling: De Nieuwe Bijbelvertaling 2004 |
*****
F. Ricercare (It.)
Een ricercare is een instrumentale compositie, ook direct instrumentaal bedoeld, in overwegend polyfone of imitatieve stijl. Structureel bestaat het uit diverse afdelingen waaraan per afdeling één thema plus een of meer nieuwe tegenthema's beantwoordt. De secties worden gescheiden door kortere, vrije fragmenten.
Het soort ricercare dat ons hier bezighoudt, is het imitatieve ricercare. Over de precieze oorsprong wordt gediscussieerd. Misschien is het een instrumentale versie, die teruggaat op het prototype van het vocale doorgeïmiteerde motet.
In ieder geval bevat de bloemlezing Musica nova, accommodata per cantar et sonar sopra organi et altri strumenti, composta per diversi eccellentissimi musici (RISM 1540 22 ) op 21 nummers 18 vierstemmige ricercari in imitatieve motetstijl. Ze kunnen worden gezongen of gespeeld op orgel of andere instrumenten. Deze bundel werd herwerkt aan de hand van een Franse druk: Musicque de Joye. Appropriée tant a la voix humaine, que pour apprendre a sonner Espinetes, Violons & fleustes . Aan deze verzameling, ca. 1550 door Jacques Moderne in Lyon uitgebracht, werden nog 29 Franse dansen toegevoegd.
Hoewel Willaert het bekendst is als componist van vocale muziek speelde hij precies medio de 16de eeuw een centrale rol in de ontwikkeling van het imitatieve instrumentale ricercare. Zijn ricercari zijn contrapuntisch geconcipieerde zettingen voor drie of vier stemmen met een beperkt aantal melodische ideeën, onderworpen aan een progressieve variatie. Ze zijn zeer geschikt voor ensembles van snaren, of blokfluiten, en kunnen ook gespeeld worden op toets- en tokkelinstrumenten.
Willaerts invloed mag niet worden onderschat. Hij slaagde er immers in, het van de Franco-Vlaamse school afkomstige imitatieve contrapunt, nl. het principe van de doorimitatie zoals in het motet toegepast, te integreren in de Italiaanse instrumentale technologie en sonoriteit.
13. Ricercar A2
Is een van de drie vierstemmige ricercari van Willaert, die zich als nummers 1, 10 en 14 bevinden in Musica nova, waarschijnlijk door Andrea Arrivabene in 1540 in Venetië uitgegeven. Ze werden ook opgenomen in Musicque de Joye . Bij de oeuvrelijst van de AWF-AWS krijgen ze de nummers A1, A2 en A3 toegewezen.
Ricercare met meerdere aaneengesloten weinig contrasterende thema's, die achtereenvolgens in alle partijen, bijna als in een imitatief motet zonder tekst, worden verwerkt.
Enkele paarsgewijze inzetten - Modulaties naar neventoonaarden - Cadensen, volmaakt en onvolmaakt authentieke, bedrieglijke - Veel passussen in twee- en driestemmigheid - Procédé van imitatie per augmentationem - Vertragingen