Contact | Nieuwsbrief | Sitemap
Adriaen Willaert was de zoon van Dionysus Willaert, lid van de gemeenteraad in Roeselare.
Hij werd geboren ca. 1490 in Rumbeke.
1511. Hij studeerde een paar jaar rechten aan de Katholieke Universiteit van Leuven en verder in Parijs, waar hij Jean Mouton aantreft.
Hij ging naar Italië en was eerst in dienst van de familie d’Este van1515 tot1527.
Hij was daarna in dienst als kapelmeester van de San Marco in Venetië van 1527 tot 1652.
Hij huwde de Italiaanse Susanne Gerardi.
Ze hadden geen kinderen.
Door de vele prachtige muziek die hij componeerde, werd hij een wereldfiguur.
Hij stierf in Venetië op 7 december 1562.
+++++
Er zijn geen waardevolle documenten bewaard over datum en plaats van de geboorte van Adriaen Willaert. De meest betrouwbare bron is de Vlaming en tijdgenoot Jacobus De Meyere (1491-1552), die Roeselare noemt als Willaert’s geboorteplaats. Uit de testamenten die hij schreef kunnen we afleiden, dat Rumbeke of Oekene, twee fusiegemeenten van Roeselare, de woonplaatsen zijn van zijn familie en dus van zijn jeugdjaren.
Zijn geboortejaar staat vermeld in een document in Leuven: In 1511 wordt hij ingeschreven als een student van 21 jaar.
Zijn vader, Dionysus Willaert, is lid van de gemeenteraad in Roeselare.
In het gezin zijn er zes kinderen : Adriaen is er de tweede.
Hij trouwt met Susanne Gerardi, een vrouw uit de streek van Venetië, en heeft geen kinderen.
Zijn eerste muziekopleiding, nog in zijn kinderjaren, zal hij wellicht in Brugge gekregen hebben, als lid van het knapenkoor in de hoofdkerk van die stad.
In de leeftijd van 21 jaar gaat hij rechten en „artes“ studeren in Leuven. Hier leren we zijn naam te spellen als ADRIAEN WILLAERT.
Na een paar jaar Leuven trekt hij naar Parijs.
In Parijs komt hij in contact met Jean Mouton, een musicus afkomstig uit Frans-Vlaanderen, maar belangrijk lid van de hofkapel van Lodewijk XII en François I.
Blijkbaar heeft Adriaen reeds polyfone werken gecomponeerd, die hij aan Jean Mouton kan voorleggen.
Jean Mouton geeft hem verder heel grondig les in de polyfonie en raadt hem aan om carrière te maken als componist, en dat best in Italië, waar reeds verschillende Belgische musici met groot succes in dienst zijn van bisschoppen en de adel.
In 1518, met de steun van Jean Mouton, die ook in Pauselijke kringen sterk gewaardeerd is, bekomt Willaert heel snel een functie als zanger in dienst van kardinaal Ippolito I d’Este, de broer van Alfonso en de oom van kardinaal Ippolito II. Dit brengt hem zowel in Ferrara, de basis van de familiestam d’Este, als in Rome. Er zijn in die tijd ook trouwe contacten tussen Ferrara en de Franse koninklijke kapel.
1517. Willaert vergezelt Ippolito naar Erlau in Hongarije, waar hij Aartsbisschop is.
In die Hongaarse periode zijn er contacten met het koninklijk hof. Willaert zou volgens de hierboven genoemde De Meyere de titel krijgen van „cantor regis Ungariae“. Later schrijft Willaert het motet Haud aliter pugnans, dat hulde brengt aanFerdinand, die in 1527 koning van Hongarije zal worden.
Op 1 augustus1519 is Willaert terug in Ferrara.
Na de dood van Ippolito, in september 1520, krijgt Willaert een functie in dienst van de regerende vorst Hertog Alfonso I d’Este in Ferrara, zij het aan een veel lager salaris.
Van 1525 tot 1527 verhuist Willaert naar Milaan, om dienst te doen aan de hofkapel van Alfonso’s zoon, Ippolito II d’Este, die reeds vanaf zijn tiende jaar aartsbisschop van Milaan is.
Vanaf nu kunnen we de belangrijkste composities van Maestro Adriano opsommen.
In 1518 worden twee belangrijke muziekmanuscripten samengesteld , nl. de Rusconi-codex in Bologna met drie werken van Willaert en de Medici-codex met zeven werken van hem.
De Medici-codex uit Florence is een geschenk ter gelegenheid van het huwelijk van Lorenzo de Medici, hertog van Urbino, met Madeleine de la Tour d’Auvergne.
In 1519 drukt de Italiaanse drukker Petrucci, die in 1500 de muziekdrukkunst had uitgevonden, vier bundels polyfone muziek van grotendeels Belgische componisten, onder de titel Motetti de la corona. In de vierde bundel vinden we een compositie van Willaert, Verbum bonum et suave, in een vijfstemmige en een zesstemmige versie. Dit zijn dan ook de vroegste drukken van de maestro.
Andrea Antico, een andere drukker in Venetië, publiceert in 1520 verschillende anthologieën met motetten en chansons. De belangrijkste daarvan is de verzameling Motetti novi e chanzoni franciose a quatro sopra doi. Die bevat acht composities van Willaert (nl. twee motetten en zes chansons), alle canonische oefenstukken die wellicht dateren uit zijn leertijd bij Mouton in Parijs.
In codex 16 van de Capella Sixtina staat zijn missa Mente tota. Dit handschrift, samengesteld tijdens het pontificaat van Leo X, bevestigt de toenadering van de toenmalige paus.
De relatie met d’Este en met de ruimere muzikale wereld in Ferrara spelen een belangrijke rol in de waardering voor Willaert,
Een ander bewijs van Willaert’s vroege bekendheid zijn een aantal werken die in Italiaanse handschriften uit de periode tussen 1518 en 1522 aangetroffen zijn. Ook meer en meer in gedrukte anthologieën van Petrucci en Antico. Naast belangrijke motetten en chansons is er ook nog de Missa ’Mente tota‘ op een motet van Josquin.
Een ander bekend werk uit die vroege periode is de merkwaardige canon Quid non ebrietas op woorden van Horatius over het wonder van de wijn (Wat kan er al niet door het drinken van wijn?).
In 1539 worden twee profane composities op Latijnse teksten gedrukt: Victor io salve en Inclte Sfortiadum princeps. Ze zijn reeds geschreven in 1525, toen Willaert in dienst was van Ippolito II d’Este. Die werken brengen hulde aan Francisco II Sforza, hertog van Milaan. Ook het motet Venator lepores, verschenen in 1542, verwijst naar deze hertog.
Dus, naast de familie d’Este is ook de familie Sforza belangrijk voor Willaert in die vroege periode.
Kapelmeester aan de San Marco te Venetië (1527-1562).
Op 12 december 1527 wordt Adriaen Willaert aangesteld tot kapelmeester van de San Marcobasiliek te Venetië. De vorige kapelmeester is overleden en door de rechtstreekse tussenkomst van de doge Andrea Gritti, die eist dat de nieuwe musicus van het allerhoogste niveau is, wordt met de keuze van Willaert heel hoog gemikt. Duidelijk spelen contacten met Ferrara (familie d’Este) daar een grote rol in.
Hij krijgt daarbij een hoger loon, een loon dat regelmatig zal verhoogd worden, tot het niveau van de best betaalde posten in Europa.
Zijn taak daar is componeren, maar ook een koor van jongens en volwassenen leiden.
Meteen inspireert hij verschillende jonge componisten. Zarlino, bijvoorbeeld, zijn bekendste leerling. Die vertelt dat hij van Chioggia naar Venetië verhuisde op 5 december 1541om bij Willaert te studeren. Ook Cypriano De Rore, geboren in Ronse in 1515 of 1516, die hem later zal opvolgen in Venetië in 1563, na eerst tien jaar in Ferrara verbleven te zijn. Deze beide, samen met veel andere Italiaanse componisten, vormen een soort “Willaertkring“: musici die veelvuldig contact hebben met en beïnvloed worden door de Vlaamse meester.
Het gebruik van de dubbelkorigheid, de Cori spezzati, is een typische vorm van polyfonie bij Willaert, hoewel men hem niet als de uitvinder mag noemen. Het is duidelijk dat door Willaert’s voorbeeld, die vorm van polyfonie in Italië verder verspreid wordt tot in de 17de eeuw.
Willaert wordt ook bekend in Frankrijk :
1528. In Parijs publiceert Pierre Attaingnant Six Gaillardes et six Pavanes avec treze chansons musicales a quatre parties waarvan drie nummers van Willaert.
Bijna jaarlijks zal Attaingnant verder iets van Willaert in zijn bundels opnemen.
1532. In Lyon publiceert Jacques Moderne Motetti del fiore met van Willaert zijn Pater Noster en Ave Maria. Twee nummers die snel een heel grote bekendheid krijgen.
Veel later, rond 1550, publiceert Jacques Moderne een reeks ricercares van Willaert onder de titel “Musique de joye“. Enkele van die nummers zijn evenwel van Julius de Modena.
In 1534-1535 publiceert Attaingnant een indrukwekkende reeks motetten in 13 delen waarin zestien composities van Willaert.
1536. publicatie van Willaert’s Liber quinque Missarum “nunc primum exit in lucem“ door Francesco Marcolini in Venetië.
1536. In Venetië drukken Andrea Antico en Girolamo Scotto 22 madrigalen van Verdelot “da cantare et sonare nel lauto, intavolati per Messer Adriano.“ Het zal herdrukt worden in 1540.
1536. Bij Antonio dell’Abate verschijnt, met gravures van Andrea Antico, de fameuze bundel Franse chansons : La Courone et fleur des chansons a troys. Een verzamerling van 41 driestemmige chansons, w.o. ca. 20 tot dan toe onuitgegeven liederen van Adriaen Willaert.
Nu ook in Duitsland :
In 1538 steekt de bekendheid van Willaert’s muziek de grens over naar Duitsland door Johann Petreius in Nürnberg en door Georg Rhaw in Wittenberg. De naam Willaert wordt er “Vuillart“ gespeld naar Italiaans voorbeeld, zoals de drukker Johannes de Buglhat in Ferrara.
1539. publicatie door Scotto van drie boeken motetten. “Famosissimi Adriani Willaert… “. Liber primus. Quatuor vocum met 26 nummers. Libro secondo a quattro voci met 21 nummers. Liber primus. Quinque vocum met 22 nummers. De twee vierstemmige uitgaven zullen, op een paar nummers na, in 1545 door Gardano herdrukt worden. De vijfstemmige door Scotto zelf in 1550.
Als eersten in Italië wagen Ottaviano en Girolamo Scotto de beslissende stap tot de uitgave van een aantal bundels motetten, die gewijd zijn aan slechts één enkele componist.
In 1540 worden voor het eerst instrumentale ricercars van Willaert uitgegeven. Die uitgave krijgt als titel van de Venetiaanse drukker Andrea Arrivabene: Musica nova accommodata per canta et sonar sopra organi et altri strumenti, composta per diversi eccellentissimi musici.
In 1542 drukt Antonio Gardano een boek met 24 zesstemmige motetten. De meeste zijn van Willaert, maar er zijn ook bij van Iachet Berchem, Loiset Pieton, Verdelot en Maistre Ian. Een uitgave die een groot succes kent, getuige de vele exemplaren die nu nog zijn bewaard. Maar in veel gevallen, zoals bijv. in de KBR in Brussel, ontbreken jammer genoeg een of meer van de zes stemboeken.
In 1542 drukt Scotto een uitgave met hymnen volgens het liturgisch jaar met.26 nummers. Een paar van die nummers zijn van Iachet, de componist die later aan de beroemde cyclus Vesperpsalmen van Willaert uit 1550 zijn medewerking zal verlenen.
1542. Willaert onderneemt een eerste reis naar Vlaanderen. (Pro suis peragendis negotiis - om zijn zaken te beredderen).
Ontvangst in Brugge.
Hij componeert het motet ter ere van het Heilig Bloed Laus tibi sacra rubens.
Kort daarna, in 1544, publiceert Tielman Susato in Antwerpen in zijn verschillende bundels Franse chansons ook acht nummers van „Vuillart“ : o.m. de beroemde zesstemmmige Faulte dargent en Douleur me bat.
In 1545 volgt bij Susato ook een bundel met 3 nummers van „Vuillart“. En later nog, vanaf 1553, volgen veertien motetboeken, vier maal met een nieuw motet van Willaert.
In 1544 verschijnt bij Antonio Gardano en gelijktijdig bij Girolamo Scotto een nieuw muziekgenre, nl. de Napolitaanse “villanella’s“: een populair type van lichte onderhoudende muziek met een vaak humoristische of parodiërende inslag. Deze beide uitgaven zijn onvolledig bewaard. Beter bekend is de uitgave van Antonio Gardano uit 1545, getiteld Canzone Villanesche alla Napolitana di M. Adriano Wigliaret a quatro voci.
Beide Venetiaanse drukkers, Scotto en Gardano, zijn mekaar waard en werken in goed contact met mekaar.
Vanaf 1548 publiceren Scotto en Gardano de werken van Adriano nu voor het eerst in combinatie met die van Cipriano de Rore. Bijv. bij Scotto : Il terzo libro de madrigali a cinque voci waar 5 titels van Willaert in staan naast 14 (!) titels van De Rore.
1548. Bij Gardano het vernieuwende Musica di Cipriano Rore sopra le stanze del Petrarcha in laude della madonna… “ met 4 van Willaert naast 19 (!) van De Rore.
1549. Bij Scotto terug: Fantesie et recerchari a tre voci … accomodate da cantare et sonare per ogni instrumento… composti da lo eccellentiss. Adriano Vulghart et Cipriano Rore suo discepolo…“ met 10 nummers (2 madrigalen en 8 ricercares van Willaert naast 2 madrigalen van De Rore.) Het ricercare was niet de stijl van De Rore. Van hem is maar 1 ricercare bekend. Van Willaert zijn er 20 gepubliceerd, meestal onder de naam Adrianus (bij Gardano) of Adriano Vuigliaret (bij Scotto).
1550. Publicatie van de cori spezzati of salmi spezzadi : dubbel- of meerkorige psalmen. Vesperpsalmen met de medewerking van Jachet van Mantua, maar ook van andere componisten.
Volgens prof. Bossuyt worden de dubbelkorige psalmen in San Marco „responsoriaal“ uitgevoerd, nl. in afwisseling tussen vier solisten en de rest van het koor.
1555 publicatie van een nieuwe reeks vesperpsalmen: I sacri e santi salmi che si cantano a Vespro e Compieta. Dit is een reeks van 24 composities bestaande uit psalmen, hymnen, antifonen en Magnificats voor de vespers en de completen, geschreven volgens het principe gregoriaans-polyfonie. Later, in de uitgave van 1571, worden vijf nieuwe werken aan toegevoegd.
1556 Tweede reis naar Vlaanderen. In een oud document lezen we : Op zondag 22 november 1556 was de meester te Brugge in de Sint-Donaaskerk, waar hij de hoogmis met zijn gezang opluisterde.
Het is afgesproken dat Willaert van mei tot november zou afwezig zijn, maar hij is pas veel maanden later terug. Hij verontschuldigt zich door te zeggen dat hij ernstig ziek is geweest.
1559. publicatie van Willaert’s grote bundel Musica Nova. Een schitterend drukwerk van Gardano met 27 motetten en 25 madrigalen, die alle reeds grotendeels iets vroeger nl. in de jaren 1540 werden gecomponeerd.
1560. In Parijs wordt door Adrian Le Roy en Robert Ballard een bundel Franse chansons gedrukt onder de titel „Livre de Meslanges contenant six vingtz chansons, des plus rares, et plus industrieuses qui se trouvent, soit des autheurs antiques, soit des memorables de nostre temps : Composés a cinq, six, sept , & huit partiesen… Avec privilege du Roy, pour dix ans.“ 25 nummers zijn van Vuillard.
Die uitgave kent een tweede druk in 1572.
En ook in 1560, eveneens door Adrian Le Roy en Robert Ballard : Cincquiesme livre de chansons composé a troys parties pas M. Adrian Willart met 20 andere Franse chansons. “Avec privilege du Roy, pour dix ans.“
1561. In Leuven worden door Pierre Phalèse (Petrus Phalesius) de motetten Hadriani Willaert excellentissimi uit de Musica Nova overgenomen.
Willaert sterft in Venetië op 7 december 1562.
Ongetwijfeld wordt Maestro Adriano door de Venetiaanse muzikale wereld zeer sterk gewaardeerd. Hij is de leidende musicus tussen de dood van Josquin des Prez in 1521 en de latere Lassus en Palestrina. Men mag hem beschouwen als de meest vruchtbare componist uit zijn tijd zowel in het religieus als in het profaan genre. Hij is van invloed in de ontwikkeling van het motet, de dubbelkorige psalm, het Italiaanse madrigaal, de canzona villanesca en het instrumentale ricercare.
Hij wordt tijdens zijn leven zeer vereerd om zijn ernst als musicus, zijn eruditie, zijn uitzonderlijke contrapuntische vaardigheid en zijn gevoelige behandeling van de Italiaanse taal, kwaliteiten die vandaag de dag ontzag en respect opwekken bij muzikanten.
(Michel Fromson, Oxford Music)
1563-1564. Cypriaen De Rore volgt Willaert op als Maestro di Cappella in de San Marco. Deze jongere componist uit Ronse verblijft reeds enkele jaren in Venetië als vriend van de maestro. Deze functie valt hem echter niet mee en na iets meer dan een jaar geeft hij zijn ontslag.
1565 Zarlino wordt benoemd als Maestro di Cappella, een post die hij tot aan zijn dood in 1590 zal bekleden.
1566 Andrea Gabrieli wordt benoemd als organist in San Marco. Een post die ook hij zal bekleden tot aan zijn dood in 1585. Van hem zijn ook heel wat composties bewaard.
1607 Giulio Cesare Monteverdi (broer van Claudio) aanziet Willaert als de laatste van de groep componisten van de prima prattica. “Deze prima prattica heeft Willaert met zijn composities tot een hoge vorm van perfectie gebracht en Zarlino hetzelfde met zijn theoretische teksten.“
Op het einde van zijn leven heeft Willaert vaak gezondheidsproblemen. Vooral door jicht, waardoor hij soms zijn woning niet kan verlaten. In zijn testament van 1549, het eerste testament dat bewaard is, beschrijft hij zichzelf als zwaar ziek door de jicht.
Ook in latere testamenten (uit 1550, 1562, 1558 en 1559) heeft hij het over die ziekte.
Uit die testamenten weten we veel over het privé leven van de maestro : dat hij gehuwd is met Susanna, afkomstig uit de Italiaanse stad Feltre, maar dat zij geen kinderen hebben.
Zijn familie zou als volgt samengesteld zijn:
Zijn vader Dionysius (Denys) Willaert de Flandria (1460? - 1532?)), wellicht lid van de gemeenteraad van Roeselare
Zijn Italiaanse vrouw Suzanna Girardi (geen kinderen)
Een broer Jooris, (1485-1562) die in Rome woont
Adriaen zelf (ca. 1490 -1562)
Een zuster Maria (1492-1562), gehuwd met Maerten Vander Straete
Een broer Antoon, die in geen enkel testament wordt genoemd. Is hij vroeg gestorven?
Een zuster Joanna, gehuwd met Loonis Harout (uit Rumbeke). Zij gaan ca 1535 in Venetië wonen. Hun zoon Alvise (Louys), gaat bij Adriaen in de leer en woont bij hem in. In 1547 wordt Alvise benoemd tot cantor aan de San Marco bij zijn oom.
Een zuster Catharina
Volgende plaatsen in het Roeselaarse worden genoemd in verband met eigendommen : o.m. Rumbeke (onder de heerlichede van Leckene) en Oekene.
Elders in deze website vindt je de volledige lijst van alle composities in alfabetische volgorde en met aanvullende gegevens. Zoek : „zijn oeuvre alfabetisch“
Bronnen :
-Ignace Bossuyt. “Adriaan Willaert (ca. 1490-1562) Leven en werk. Stijl en genres.“ 1985.
-“Adrian Willaert. A guide to research“ van David M. Kidger. New York & Londen. 2005.
-Oxford Music Online - Grove Music Online
-MGG. Horn. “Willaert“
-Guido Aerbeydt. “Adriaen Willaert … in de onmiddellijke omgeving van Roeselare geboren.“ De Vlaamse Stam, XIII, 1978. p. 273-300.