Adriaen Willaert - schilderij door Titiaan

Contact | Nieuwsbrief | Sitemap

OEUVRE

Toplijst

Lijst en korte bespreking van 13 zeer geliefde werken van Adriaen Willaert.
Dit hoofdstuk is in de eerste plaats bedoeld als een eenvoudige instap in het oeuvre van Willaert, dus voor hen die er nog niet zo mee vertrouwd zijn.
De tekst is van de hand van ons bestuurslid Jaak Maertens.
De vertalingen van de teksten zijn van Arnold Loose, tenzij anders vermeld.
Voor verdere informatie, zie de alfabetische lijst van het oeuvre.

Index

a. Villanesca

1. O bene mio
2. Vecchie letrose
3. O dolce vita mia
4. A quand'a quand'haveva
5. Sempre mi ride sta
6. Madonn'io non lo so

b. Mascherata

7. Cingari simo

c. Villotta

8. Un giorno mi prego

d. Motet

9. O magnum mysterium / Ave Maria, gratia plena (versie 2)
10. Pater noster (versie 1) / Ave Maria, gratia plena (versie 3)
11. Ave virgo, sponsa Dei / O Maria benedicta / Igitur nos merito

e. Psalm

12. Lauda Jerusalem Dominum (versie 2)

f. Ricercare

13. Ricercar A2

A. Villanesca (It.)

Vandaag is Adriaen Willaert, net als vroeger, het meest beroemd om slechts een klein deel van zijn omvangrijk oeuvre, nl. omwille van een dozijn villanesche .

Dit zijn korte, pittige en volkse meerstemmige liederen op Italiaanse tekst, elk niet meer dan een paar bladzijden lang, maar stuk voor stuk miniatuurtjes.
Hoewel de naam van dit genre - het Latijnse villanus betekent gemeen, van geringe afkomst - verwijst naar het volkse, valt, gelet op de fijne ritmiek en de onmiskenbare harmonische en polyfone elementen, de muziek van die liederen niet als 'eenvoudig' te typeren.

Algemene kenmerken van dit boertig-parodistisch overwegend coupletlied zijn de tweedelige strofe, gelijkaardig naar melodie en een refrein, dat variabel is van lengte en structuur. Van een vast structuurschema is evenwel geen sprake. In oorsprong waren ook de in hoofdzaak homofone zetting met de bovenstemvoering veelal in tertsen en de onderstem als harmonische basis, samen met het gebruik van parallelle kwinten typisch. Later bevindt de melodie zich meestal aan de tenor, soms aan de sopraan. Doorgaans eisen deze liederen een levendig tempo.
Bij de aanvang waren de villanesche driestemmig (Giovanni Domenico da Nola, 1510/1520-1592), later als o.m. bij Willaert vierstemmig.
In de 16de eeuw ontwikkelden componisten in Napels de canzona villanesca alla napolitana , vaak als onderdeel van uitvoeringen van de populaire commedia dell'arte .

Bij Willaert, die een vijftiental van deze canzone villanesche componeerde, ontmoeten we twee types. Enerzijds zijn er de letterlijke bewerkingen van de Napolitaanse modellen, waarbij de cantus en de tenor van positie wisselen, de oorspronkelijke bas grotendeels behouden wordt en de alt de harmonie vervolledigt; anderzijds de vrije bewerkingen, waarbij de melodie aan de tenor voorkomt en heen-en-weer van de ene de andere stem wandelt, imitatieve passussen omgeturnd worden in homofone en omgekeerd, en nieuw materiaal wordt ingelast.
Soms bewerkte hij ook de harmonieën en breidde de vocale tessituur naar onder uit.

 

1. O bene mio fam'uno favore

Is een villanesca uit de reeks Canzoni villanesche alla napolitana gedrukt in Venetië in 1545 door Antonio Gardano. Girolamo Scotto publiceerde het lied voor het eerst in 1542 in zijn bundel Madrigali a quatro voci .
De tekst laat een eenvoudige, simpele, stotterende jongen aan het woord die een meisje uitnodigt om vanavond bij hem te komen. In het refrein waarschuwt hij een beetje naïef: Als iemand je daarbij betrapt, laat je niet vangen en roep gewoon: 'Wie verkoopt hier eieren?'

SATB - 3 strofen met refrein - Vorm: herhaling van de eerste en laatste zin; 1-1 2 3- 3, muzikaal dus S(aab)R(cc) - Ietwat monotone hypodorische melodie - Verschuiving van de tel in de maatsoort van het refrein; verschillende (vrije) ritmiek in beide delen - Volledige homofonie; drieklanken in grondligging met twee vertragingen van de terts; cadensen: hoofdzakelijk volmaakt authentieke, een paar halve en bedrieglijke

De uitgave vermeldt dat de compositie ook zo kan gezongen worden dat de hoogste partij een octaaf lager mag klinken, dus als tweede tenor (ATTB) of voor gelijke stemmen (TTTB). Recente uitgaven, o.m. Ars Musica - Chorbuch für gemischte Stimmen - Band IV , hebben het lied een reine kwart hoger geplaatst, waardoor de stemmen beter in de tessituur liggen van SATB.

Van dit lied zijn heel wat cd-opnamen gemaakt, zowel vocale, instrumentale als gemengde (cf. onze discografie).

O bene mio fa., famm'uno favore
Che questa sera ti possa parlare
E s'alcuno ti ci trova
E tu grida : chi vend'ova

Viene senza paura e non bussare, Butta la porta che porai entrare.
E s'alcuno.

Alla finestra, insino alle due hore,
Farò la spia che porai entrare.
E s'alcuno.

Oh mijn lie.., liefste, doe mij een gunst
zodat ik je vanavond kan spreken
En als iemand je hier vindt,
Roep dan : wie verkoopt eieren ?

Kom zonder angst en klop niet
Gooi de deur open, zodat je binnen kunt komen. En als iemand.

Tot twee uur zal ik aan het venster
op de loer liggen, zodat je binnen kunt komen. En als iemand.

(vertaling: Griet Ostyn)

 

*****

2. Vecchie letrose, non valete niente

Villanesca uit de dezelfde reeks (1545), maar die in Willaerts tijd niet zoveel herdrukken heeft gekend als het hierboven besproken O bene mio . Tot op onze dagen kent dit lied een ongehoorde populariteit, getuige de vele cd-opnamen. Daar het zeer kort is wordt het meestal verschillende keren na elkaar gezongen, al dan niet afgewisseld met instrumentale versies. Een handtrommeltje kan het best het pittige ritme accentueren.
De vrijer drijft de spot met de afgunstige oude vrouwen, onder wier hoede het verliefde meisje wordt geplaatst.

SATB - 1 strofe --A(aa)B(bb')C(cc)D(dd) - Direct aansprekende melodie; syncoperingen - Dansante ritmes - Eenvoudige homofone zetting met enkele passussen imitatief contrapunt en ongelijke inzetten; inzonderheid hoofdfuncties met enkele nevenfuncties w.o. een verlaagde VII; een paar vertragingen van de terts; overvloed aan volmaakt authentieke cadensen

Vecchie letrose non valete niente
Se non a far l'aguaito per la chiazza:
Tira alla mazza.
Vecchie letrose, scannaros'e pazze

Oude kletskousen, je deugt tot niets
tenzij om op de markt op de loer te liggen.
Sla maar met je stok
oude kletskousen, gekke tierders


Vertaling in het Engels:

Spiteful old hags, you are good for nothing,
Only for lying in wait in the thicket.
Beat, beat, beat with your canes,
Spiteful old hags, murderous and mad!

The interpretation of the words of these song is problematical.
In this poem, 'letroso' is a dialectal, old word meaning 'stubborn, ill-tempered, fussy'; 'aguaito' is presumably a form of 'agguàto', meaning 'ambush, trap', while 'chiazza' could mean 'blot, stain', but is more likely an old word meaning 'thicket'. The third line is the real problem: 'mazza' means many things - any kind of stick, basically, including 'walking stick'; but 'tira'? Is it 'pull... on your cane?' If so, what does that mean? Does it imply using their canes as weapons? I have chosen that solution. Finally, in line four, 'scannare' means 'to cut the throat of' (persons of animals), hence my choice of 'murderous'. In all cases, I have humbly striven to give some sense to the Enlish text.

Engelse vertaling en uitleg van Mary Pardoe en Dr L.C.Brook of the University of Birmingham, overgenomen van de cd VIVA NAPOLI van Doulce mémoire.

*****

3. O dolce vita mia che t'haggio fatto

Villanesca uit dezelfde reeks (1545), later verschillende keren herdrukt. De melodie is ontleend aan een driestemmige canzone (1541) van Willaerts tijdgenoot Giovanni Domenico da Nola maar werd door Willaert aan de tenor geplaatst.
Het gaat over een vleiende en tevens scheldende minnaar.

SATB - 3 strofen met refrein - Vorm gededuceerd uit de versbouw; veelal syllabische declamatie en regelmatige frasering - S(aabb)R(cc) - Eenvoudige melodie en homoritmische textuur - Veel drieklanken in grondligging; cadensen: overwegend volmaakt authentieke en enkele plagale; V-I soms voorafgegaan door VI kan wijzen op een uitbreiding van de notie tonaliteit; doorgangsnoten; dwarsstanden; harmonisering eveneens overgenomen van G.D. da Nola

O dolce vita mia, che t'haggio fatto.
Che mi minacci ogn'hor con tue parole
Et io mi struggo come nev'al sole

O mijn zoet leven. Wat heb ik je toch aangedaan dat je mij zo pijnigt met je woorden :
Ik smelt als sneeuw onder de zon.

Se sai ca per tuo amor son quasi morto
C'a te del arder mio niente ti dole
Et io mi struggo.

Indien je maar wist hoe ik omwille van mijn liefde voor je bijna sterf, maar jij bent gevoelloos voor mijn hartstocht.
Ik smelt als sneeuw.

Mo son perduto et tengomi disfatto
Che m'hai mandato a coglier le viole
Et io mi struggo.

Ik voel me verloren en totaal uitgeput omdat je me opdroeg viooltjes te plukken.
Ik smelt als sneeuw.

 

*****

4. A quand'a quand'haveva una vicina

Zoals O bene mio een villanesca, voor het eerst verschenen in 1542 bij Girolamo Scotto en heruitgegeven in 1545 door Antonio Gardano.

Het gaat over de nostalgische zanger.

SATB - 4 strofen met refrein - S(aabc)R(dd) - Homoritmiek; niets dan grondliggingen; enkele verlaagde VII's; uitsluitend authentieke cadensen: halve en onvolmaakte; een paar dwarsstanden en versieringsnoten; één paarsgewijze imitatieve inzet

De cantus, die de melodie heeft, kan - in diapason si placet - als een tweede tenor een octaaf lager worden gezongen. Een duidelijk voorbeeld van de twee uitvoeringswijzen vind je op de Euterpe-cd waarbij de 2 e en 4 e strofe als ATTB worden vertolkt.

Van dit vocale nummer werden instrumentale bewerkingen, tabulaturen, gepubliceerd door Giulio Abondante (1546-1587) en Diego Pisador (1509/1510-na 1557).


A quand'a quand'haveva una vicina
Ch'era a vedere la stella Diana.
Tu la vedevi
Tu li parlavi
Beato te se la basciavi tu.

Che veramente pare una regina
Ogn'uno ne faria inamorare
Tu la vedevi
Tu li parlavi
Beato te se la basciavi tu.

Ooit had ik een buurvrouw
Zo mooi als de ster Diana.
Je kon haar bekijken
Je kon met haar praten
Het leukste was haar te zoenen.

Ze straalde echt als een koningin
en niemand kon haar vergeten
Je kon haar..

Che quando se levava la matina
Phebo per scorno se ne ritornava.
Tu la vedevi
Tu li parlavi
Beato te se la basciavi tu.

Mo mi credeva starne contento
Et trovomi le mani pien di vento.
Tu la vedevi
Tu li parlavi
Beato te se la basciavi tu.

Telkens ze 's morgens verscheen
trok Phebus, de maan, zich beschaamd terug.
Je kon haar.

Ik dacht dat ik in de hoogste hemel was, maar in mijn handen had ik enkel wind.
Je kon haar.

 

*****


5. Sempre mi ride sta donna da bene

Dit lachlied heeft het over het verhaal dat de aanbeden dame de minnaar uitlacht wanneer hij haar op straat passeert.

SATB - 1 strofe - A(aa)B(bb) - Melodie in tenor - Kort dansend ritme - Overwegend homoritmische textuur, die overgaat in enkele imitatieve inzetten in het tweede deel; vooral op het ha ha ha wordt het een lustig door elkaar zingen; veel tonale graden in grondligging; verschillende ritmische bewegingen omwille van de descriptieve voorstelling; tonica en paralleltoonaarden en hun dominanten; weinig modulaties; opeenvolgingen van tertsverwante en van grote tertsakkoorden; cadensen: volmaakt authentieke en halve; 'klassieke' vertragingen van de terts

Het lied is een hybride van madrigaal en canzone met grotendeels syllabische declamatie en regelmatige frasering met cadensen bij elk verseinde.

Sempre mi ride sta donna da bene
Quando passeggio per mezo sta via.
La riderella, la pazzarella,
Non vi ca ride
Ha Ha Ha ridemo tutti
Per darli piacere

Die lustige vrouw lacht me steeds uit
Wanneer ik langs de straat voorbij stap.
O die lachtaard ! O dat zotgat !
Je kan alleen maar lachen.
Ha Ha Ha! Lachen maar
om haar te behagen.


*****

6. Madonn'io non lo so perchè lo fai

Opnieuw een villanesca, gebaseerd op een driestemmig model van G.D. da Nola met de ontleende cantuspartij aan de tenorstem.
De vleiende en scheldende minnaar is eens te meer het onderwerp van de canzone.
Het effectvolle herhalen van het klagende dolor bepaalt de sfeer.

SATB - 3 strofen met refrein - A(aabb)R(cc) - Verticale homofonie vaak onderbroken door eenvoudige ongelijke inzetten (cf. refrein); cadensen: volmaakt authentieke, halve en plagale; courant gebruik van nevenfuncties en modale verbindingen; doorgangsnoten en vertragingen van de terts; boven- en onderstemmen paarsgewijze gekoppeld of superius tegengesteld aan de drie onderstemmen; baslijn als drager van de harmonie; valse tritonusrelaties

Madonn'io non lo so, perchè lo fai,
Che me ti mostr'in tutto scorrucciata.
Perchè sei così ingrata, Se sai per te son cieco,
Dolor sta sempre meco.

O dio, famme nescir de tanti guai,
Ca non gin camparaggio un'altra fiata.
Perchè.

O mora o camp'hormai, non me ne curo,
Sto mondo latr'è fatto a chi ha ventura
Perchè.

*****

B. Mascherata (It.)

Dit nevengenre van de villanesca, de mascherata alla napolitana , vertoont dezelfde formele en stilistische eigenschappen maar wijkt inhoudelijk af. De mascherata bestaat nl. uit een eerder protserige serenade van een groep gemaskerden ten aanzien van dames van lichte zeden, doorspekt met dubbelzinnige woordspelingen. Waarschijnlijk was ze bedoeld om tijdens het carnaval gezongen en door straatmuzikanten gespeeld te worden. Deze liederen bevatten dikwijls een karikaturaal element van een persoon of een type.

7. Cingari simo, venit'a giocare

Ook voor deze villanesca, voor het eerst gepubliceerd in 1545 door Antonio Gardano, ontleende Willaert de hoofdmelodie aan een driestemmig chanson van G.D. da Nola, maar plaatste haar in de tenor.
Het gaat over individuen die, als zigeuners gemaskerd, enkele lichtekooien opvrijen met indecente toespelingen.

SATB - 3 strofen met refrein - S(aabb)R(cc) - Gevarieerde ritmische beweging; metrische, gesyncopeerde verschuivingen - Homoritmie; nevenfuncties en modale graden krijgen meer aandacht; uitsluitend volmaakt authentieke cadensen waarbij V-I frequent wordt voorafgegaan door de uitbreidingsgraden IV en VI; dwarsstanden; vertragingen van terts en octaaf

Cingari simo venit'a giocare
Donn'alla coriolla de boncore.
Ch'el è dentro ch'el è fuore
S'el è dentr'ha più sapore

Wij zijn zigeuners
En spelen « hartevrouw »
Heb je de kaart getrokken? Of niet?
Het is leuker de kaart te bezitten.

Calate iuso per ve solazare
Ca iocarimo un po per vostr'amore.
Ch'el è dentro ch'el è fuore
S'el è dentr'ha più sapore

Kom maar bij en maak plezier
We gokken op jouw liefde
Heb je de kaart.

Se noi perdiamo pagamo un carlino
E se perdete voi pagate il vino.
C h'el è dentro ch'el è fuore
S'el è dentr'ha più sapore

Verliezen we, dan betalen we een *carlino
Maar verlies jij, dan betaal je de wijn.
Heb je de kaart.

*Carlino : Napolitaanse munt

 

*****

C. Villotta (It.)

De villotta is een Noord-Italiaans zestiende-eeuws volks danslied, gebruikt bij pantomimevoorstellingen, waarbij reeksen tweedelige maten afwisselen met reeksen driedelige. Komische situaties en personen zijn de dragers van het verhaal. Dit genre heeft vrije ritmeschema's en bezit een eenvoudige structuur. Dikwijls zijn het strofische liederen, soms ook doorgecomponeerde stukken. De hoofdstem ligt in de tenor, is periodisch ingedeeld en heeft klare ritmische verhoudingen. Qua samenklank kan worden gewezen op de voorliefde voor terts- en sextparallellen, het vermijden van kwintparallellen en een dalende beweging bij de cadensplaatsen.

8. Un giorno mi pregò una vedovella

Komt eveneens uit de reeks Canzone villanesche alla napolitana (1545) en vergelijkt een liefdesaffaire met het varen door stormachtige zeeën.

SATB - Doorgecomponeerd lied met de cantus firmus aan de tenor; transparante gecompartimenteerde vorm - Beperkte ambitus - 4 maatwisselingen; gesyncopeerde ritmes in de alla-brevemaatsoorten - Homofonie, die de harmonische textuur doet aanvoelen; enkele ongelijke inzetten; cadensen: veel volmaakt authentieke, halve en plagale; enkele sextakkoorden, ontstaan door het gebruik van doorgangsnoten; tertsengangen; doorgangsnoten en vertragingen in de cadensen; enige valse tritonusrelaties tussen de buitenpartijen

Un giorno mi pregò una vedovella D'andar un dur scoglio con lei passare.
Navigando su la sua navicella
Con arte il timon sa ben governare.

Ma coni la lingua intriga
gridando barca sia
Sta lì tien duro
Voga prem'a sta bona via.

Co'l rem' in mezo mi miss'a vogare
A lei molto piacque'l mio gran stentare Co'l vent'in poppa pensai d'anegare

Ma m'aiutò da Berghem mio compare Et sospirando dissi
Deh cara vedovella
Così tratti gl'amici
Su la tua navicella.

Op een dag vroeg een jonge weduwe me
met haar door een gevaarlijk rif te varen.
Ze stuurde haar kleine boot zeer handig.

 

Met een doordringende stem riep ze haar boot toe de juiste koers te houden.


Ik ben toen ook zelf beginnen roeien
En mijn grote inspanningen verrukten haar.
Met de wind tegen vreesde ik te zullen vergaan.

Maar mijn vriend uit Bergamo kwam me te hulp. Zuchtend zei ik : Wel, jonge weduwe!
Behandel jij je vrienden steeds zo in je kleine boot?

 

*****

D. Motet

In de 16e eeuw wordt het motet minstens vierstemmig geschreven, waarbij elk tekstgedeelte overeenkomt met een eigen melodisch gegeven, in alle partijen doorgeïmiteerd en gevarieerd. Meestal zijn deze contrapuntische werken gecomponeerd in hetzij een tweedelige (AB), hetzij een driedelige vorm rondovorm (ABAC) of omgekeerde rondovorm (ABCB).

Willaert bracht een nauwere band tussen tekst en muziek teweeg en slaagde erin de essentie van de modus als schakel met het christelijke geloof te vatten. Hij bracht dan ook een prachtige synthese tot stand tussen een aantal conservatief-Nederlandse technieken en een meer naar de toekomst gerichte, die zou leiden tot een in de Venetiaanse school toegepaste schrijfwijze. Op een totaal van ca. 175 motetten zijn er 80 voor vier stemmen, 51 voor vijf, 38 voor zes, 5 voor zeven of acht stemmen, en 1 driestemmig.
Zijn motetten, gepubliceerd vanaf 1539, behoren tot zijn populairste composities en kwamen voor in tal van Europese drukken en manuscripten. Kenmerken zijn: een substantiële integratie van alle stemmen, flexibele verschuivingen tussen imitatief en vrij contrapunt, en een verzorgde overwegend syllabische tekstdeclamatie. Parafrasezang, sectionele herhalingen, canonische structuren, cantus-firmusgebruik aan de tenor, terugkerende ostinati en soggetti cavati .

9. O magnum mysterium / Ave Maria, gratia plena (versie 2)

Verscheen voor het eerst in de reeks Motetti libro secondo a quattro voci , gedrukt in Venetië door Brandino en Ottaviano Scotto in 1539.
Dit kerstmotet, dat ook bij grotere kerkkoren zeer geliefd is, bestaat uit twee delen, die afzonderlijk kunnen worden uitgevoerd. Het eerste deel, O magnum mysterium , is een tekst uit de kerstliturgie; het tweede, Ave Maria, gratia plena , bevat ook de toespeling op Maria's moederschap: Beata Virgo, cujus viscera .
Heel effectvol is de inzet, beginnend bij de bas en via de alt en tenor geleidelijk, over twee octaven, opstijgend naar het hoge sopraanregister.

SATB- Schoonheid en inventiviteit van de melodische lijn en gevoel voor structurele integratie - Sfeer van de teksten betrokken in muzikale combinaties, herinnerend aan de oude dubbelmotetten - Cadensen: volmaakt en onvolmaakt authentieke; sextakkoorden en incidenteel ontstane kwart-sextakkoorden; nevenliggende noten, doorgangsnoten en vertragingen van de sext; verlaagde VII; imitatieve inzetten.

In beide delen: dezelfde tekst vanaf "Beata Virgo...", met dezelfde noten.

O magnum mysterium
et admirabile sacramentum,
ut animalia viderent Dominum natum,
jacentem in praesepio:
Beata Virgo,
cujus viscera meruerunt portare
Dominum Christum.

O groot mysterie en wondervol sacrament waardoor de dieren hebben kunnen bewonderen de Heer, geboren en liggend in een kribbe.
Gelukkig de maagd van wie de schoot het voorrecht had de Heer Jezus Christus te mogen dragen.

Ave Maria, gratia plena, Dominus tecum.
Beata virgo cujus viscera meruerunt portare
Dominum Jesum Christum.

Wees gegroet, Maria, vol van genade, de Heer is met u.
Gelukkig de maagd van wie de schoot het voorrecht had de Heer Jezus Christus te mogen dragen.

 

*****

10. Pater noster (versie 1) / Ave Maria, gratia plena (versie 3)

Ook dit motet bestaat uit twee delen. In sommige edities zijn ze niet samen gepubliceerd, waaruit valt af te leiden dat ze apart kunnen worden uitgevoerd.

Het Pater noster is een van de meest gedrukte motetten van Willaert - eerste druk in 1532 bij Jacques Moderne in Lyon - en werd ook in Frankrijk en Duitsland verspreid. Heel rustgevend is de slotzin ervan die op de woorden sed libera nos a malo (106-107) in tekstexpressieve declamatiestijl met een langzame homofone partij het polyfone weefsel afsluit.

SATB - Thematiek van het Pater noster ontleend aan een gregoriaanse cantus firmus - Zeer polyfoon gedachte compositie; gesyncopeerde ritmes ontstaan door imitatieve inzetten; cadensen: volmaakt en onvolmaakt authentieke, halve; bedrieglijke en plagale met een finale grote terts, anticiperend op de 'Picardische terts' in de barokmuziek; V regelmatig voorafgegaan door de eerste omkering van IV; naast sext- en kwart-sextakkoorden een verminderd kwintakkoord; veel tertsparallellen; doorgangsnoten en vertragingen van terts, kwint en sext in mineur - dwarsstanden

Pater noster,
qui es in caelis :
Sanctificetur nomen tuum :
Adveniat regnum tuum
Fiat voluntas tua,
sicut in caelo, et in terra.
Panem nostrum quotidianum
da nobis hodie :
et dimitte nobis debita nostra,
sicut et nos dimittimus debitoribus nostris.
Et ne nos inducas in tentationem.
Sed libera nos a malo.

Onze Vader,
die in de hemelen zijt :
geheiligd zei uw naam:
Uw Rijk kome.
Uw wil geschiede
op aarde, zoals in de hemel.
Geef ons heden
ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden
gelijk ook wij vergeven aan onze schuldenaren.
En leid ons niet in bekoring
maar verlos ons van het kwade.


Ave Maria, gratia plena,
Dominus tecum,
benedicta tu in mulieribus
et benedictus fructus ventris tui Jesus.

Sancta Maria, regina coeli,
dulcis et pia, o Mater Dei
ora pro nobis peccatoribus,
ut cum electis te videamus.


Wees gegroet, Maria, vol van genade
de Heer zij met u
gezegend zijt gij boven alle vrouwen
en gezegend is de vrucht van uw schoot Jezus.
Heilige Maria, koningin van de hemel
lief en vroom, o Moeder van God.
Bid voor ons zondaars
zodat wij u met de uitverkorenen kunnen aanschouwen.



*****

11. Ave virgo, sponsa Dei / O Maria benedicta / Igitur nos merito

Dit zesstemmige motet, waarvan de cantus firmus In de tenor voorkomt, komt uit de reeks Musicorum sex vocum liber primus , door Antonio Gardano in Venetië gedrukt in 1542. Dit is het enige boek met zesstemmige motetten.
De melodie op te tekst Inviolata, integra et casta es Maria krijgt het karakter van een ostinaat en vertoont een symmetrische structuur.

S A VI T(cantus) V B - Respect voor de tekst - Rijkdom aan melodische inventiviteit; brede notenwaarden bij de cantus firmus; lange dalende baslijn voor de treurige diepten ( in hac lacrimarum valle ); gebruik van inversie of melodische omkering - Homofone declamatie ( O Maria ); variëteit in harmonisch patroon; diminutio in het derde deel.

Ave virgo, sponsa Dei,
sancti Spiritus Sacrarium ,
in quo praeter ordinem mirabili mysterio
verbum caro factum est,
et tu Christi redemptoris immaculata genitrix.

Gegroet, o maagd, o bruid van God
en schrijn van de Heilige Geest,
waarin buiten de natuur,
door wonderbaar geheim,
het Woord is vlees geworden
en gij de vlekkeloze moeder
van Christus, onze Redder.

O Maria,
benedicta in mulieribus,
tu sola es fons pietatis
et foelix coeli porta.
Tu sola es mater gratiae.
Tu spes sola pauperum
et advocata nostra ante conspectum Domini.

O Maria,
gezegende onder de vrouwen,
gij alleen zijt bron van deugd
en zalige hemelpoort,
gij alleen zijt moeder van genade,
gij alleen de hoop der armen
en onze voorspreekster
voor het aanschijn van de Heer.

Igitur nos merito errata nostra flentes
in hac lacrimarum valle ad te confugimus!

Ora pro nobis Dominum
quia paenitet peccasse, ora eum jugiter,
ut nobis indulgeat sola ejus clementia.
Amen.

tenor:
Inviolata, integra et casta es, Maria

Daarom nemen wij, die onze misstappen bewenen in dit dal van tranen,
terecht tot u onze toevlucht.
Bid voor ons tot de Heer,
want wij rouwen om onze zonden.
Bid tot hem voortdurend,
dat zijn mildheid alleen ons genadig zij. Amen.

Ongeschonden, ongerept en kuis zijt gij, Maria.
(vertaling: Andries Welkenhuysen, uit cd 53)

 

*****

E. Psalm

Tijdens de 16de eeuw werden voor de psalmen in Italië polyfone zettingen gebruikt in gealterneerde verzen of konden de psalmen gezongen worden door twee afwisselende, meerstemmige koren. Zulke zettingen waren gesteund op drieklanken in grondligging, hoewel ze op het eind van de eeuw vatbaar werden voor sierlijke verfraaiingen.
De techniek van twee alternerende koren werd in een meer geëlaboreerde vorm toegepast in de dubbelkorige psalmen van Willaert en zijn tijdgenoten. Deze werken werden aangeduid met de term salmi spezzati en waren in principe doorgecomponeerd in een meer gevarieerde en flexibele textuur. In tegenstelling met de autochtone Italianen behield Willaert de originele psalmmodi.

Willaerts belangrijkste verzameling liturgische werken is de bundel vesperpsalmen, I salmi appertinenti alli vesperi per tutte le feste dell'anno, parte a versi, et parte spezzadi accommodati da cantare a uno et a duoi chori, di Adriano et di Jachet , RISM 1550/1, door Antonio Gardano gedrukt in Venetië. Deze cori spezzatI werden trendsettend voor de meerkorige muziek in de tweede helft van de 16de eeuw.
Willaert componeerde 15 verschillende psalmen. Het is een feit dat hij - hoewel het genre al in gebruik was bij andere componisten - in zijn acht salmi spezzati deze nieuwe veelzijdige vorm op de kaart zette.
Ze zijn geconcipieerd voor twee afzonderlijke koren, en geschreven in een strenge stijl met behoud van het expressieve karakter, de modus, het melodisch materiaal en de cadensvormige articulaties van de gregoriaanse psalmmodi.
De bundel vesperpsalmen uit 1550 bevat drie types: primo, de salmi a versi con le sue risposti (elk vers wordt als een afzonderlijk geheel getoonzet in een afwisseling van een eerste en een tweede koorgroep), secundo, de salmi a versi senza risposti (alternatimcomposities waarbij oneven verzen in het gregoriaans afwisselen met even verzen in een vierstemmige zetting) en tertio, de salmi spezzati , doorgecomponeerd in de zin dat er geen afsluiting komt tussen de verzen, doch enkel een verwisseling van koorgroep. Het tweede vierstemmige koor zet dus in terwijl de eerste vierstemmige groep nog de laatste no(o)t(en) van het vorige vers uitvoert.

12. Lauda Jerusalem Dominum (versie 2)

Deze dubbelkorige psalm 147 is geschreven voor twee vierstemmige koren (SATB) met een sleutelcombinatie, die erop wijst dat beide koren liefst verschillend bezet zijn. De gregoriaanse modus is de secundus tonus of de hypodorische, een plagale modus met re als finalis, maar hier getransponeerd naar sol. Er zijn elf deeltjes, die elkaar overlappen bij het begin en het einde van elk vers. Deze compositie behoort dus tot het derde type, nl. de salmi spezzati .

SATB + SATB - Gregoriaanse intonatio als inzet; verwijzing naar de liturgische melodie; geregeld opduikend gregoriaans origineel; goed herkenbare intonatie - Syllabische declamatie met eerbied voor het woordaccent

Lauda Jerusalem Dominum:
lauda Deum tuum Sion.
Quoniam confortavit seras portarum tuarum:
benedixit filiis tuis in te.
Qui posuit fines tuos pacem:
et adipe frumenti satiat te.
Qui emittit eloquium suum terrae:
velociter currit sermo ejus.
Qui dat nivem sicut lanam:
nebulam sicut cinerem spargit.
Mittit crystallum suam sicut buccellas:
ante faciem frigoris ejus quis sustinebit? Emittet verbum suum, et liquefaciet ea:
flabit spiritus ejus, et fluent aquae.
Qui annuntiat verbum suum Jacob:
justitias et judicia sua Israel.
Non fecit taliter omni nationi:
et judicia sua non manifestavit eis.
Gloria Patri et Filio,
et Spiritui Sancto.
Sicut erat in principio, et nunc et semper,
et in saecula saeculorum. Amen.

Prijs, Jeruzalem, prijs de HEER ,
loof, Sion, loof je God.
Hij heeft de grendels van je poorten versterkt, het volk binnen je muren gezegend.
Hij geeft je vrede en veilige grenzen,
met vette tarwe stilt hij je honger.
Hij zendt zijn bevelen naar de aarde,
vlug als een renbode gaat zijn woord.
Hij laat het sneeuwen als wol,
rijp strooit hij uit als stof,
hagel werpt hij in brokken neer,
wie is tegen zijn koude bestand?
Hij zendt zijn woord en alles smelt,
hij stuurt zijn adem, de wateren stromen.
Hij maakt zijn woorden aan Jakob bekend,
zijn wetten en voorschriften aan Israël.
Met geen ander volk heeft hij zich zo verbonden, met zijn wetten zijn zij niet vertrouwd.
Eer aan de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Zoals het was in het begin, en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

vertaling: De Nieuwe Bijbelvertaling 2004


*****

F. Ricercare (It.)

Een ricercare is een instrumentale compositie, ook direct instrumentaal bedoeld, in overwegend polyfone of imitatieve stijl. Structureel bestaat het uit diverse afdelingen waaraan per afdeling één thema plus een of meer nieuwe tegenthema's beantwoordt. De secties worden gescheiden door kortere, vrije fragmenten.
Het soort ricercare dat ons hier bezighoudt, is het imitatieve ricercare. Over de precieze oorsprong wordt gediscussieerd. Misschien is het een instrumentale versie, die teruggaat op het prototype van het vocale doorgeïmiteerde motet.
In ieder geval bevat de bloemlezing Musica nova, accommodata per cantar et sonar sopra organi et altri strumenti, composta per diversi eccellentissimi musici (RISM 1540 22 ) op 21 nummers 18 vierstemmige ricercari in imitatieve motetstijl. Ze kunnen worden gezongen of gespeeld op orgel of andere instrumenten. Deze bundel werd herwerkt aan de hand van een Franse druk: Musicque de Joye. Appropriée tant a la voix humaine, que pour apprendre a sonner Espinetes, Violons & fleustes . Aan deze verzameling, ca. 1550 door Jacques Moderne in Lyon uitgebracht, werden nog 29 Franse dansen toegevoegd.

Hoewel Willaert het bekendst is als componist van vocale muziek speelde hij precies medio de 16de eeuw een centrale rol in de ontwikkeling van het imitatieve instrumentale ricercare. Zijn ricercari zijn contrapuntisch geconcipieerde zettingen voor drie of vier stemmen met een beperkt aantal melodische ideeën, onderworpen aan een progressieve variatie. Ze zijn zeer geschikt voor ensembles van snaren, of blokfluiten, en kunnen ook gespeeld worden op toets- en tokkelinstrumenten.
Willaerts invloed mag niet worden onderschat. Hij slaagde er immers in, het van de Franco-Vlaamse school afkomstige imitatieve contrapunt, nl. het principe van de doorimitatie zoals in het motet toegepast, te integreren in de Italiaanse instrumentale technologie en sonoriteit.

13. Ricercar A2

Is een van de drie vierstemmige ricercari van Willaert, die zich als nummers 1, 10 en 14 bevinden in Musica nova, waarschijnlijk door Andrea Arrivabene in 1540 in Venetië uitgegeven. Ze werden ook opgenomen in Musicque de Joye . Bij de oeuvrelijst van de AWF-AWS krijgen ze de nummers A1, A2 en A3 toegewezen.

Ricercare met meerdere aaneengesloten weinig contrasterende thema's, die achtereenvolgens in alle partijen, bijna als in een imitatief motet zonder tekst, worden verwerkt.
Enkele paarsgewijze inzetten - Modulaties naar neventoonaarden - Cadensen, volmaakt en onvolmaakt authentieke, bedrieglijke - Veel passussen in twee- en driestemmigheid - Procédé van imitatie per augmentationem - Vertragingen

Top

Volg ons op Facebook Volg de Adriaen Willaert Foundation op Facebook

© AWF-foundation vzw - info@adriaenwillaert.be